Traditioneel werd oefentherapie vooral gezien als spierversterking: herhaal een beweging tien keer, rust even, en bouw langzaam op. Dat werkte, maar hield weinig rekening met hoe het zenuwstelsel leert.
Vandaag weten we dat het brein de regisseur is van alle beweging. Het bepaalt niet alleen wat we doen, maar ook hoe. Wanneer pijn, stress of vermoeidheid de hersenen beïnvloeden, verandert ook de manier waarop spieren worden aangestuurd.
Daarom is moderne oefentherapie niet alleen lichamelijke training, maar ook hersentraining. Ze helpt het brein om efficiëntere bewegingspatronen aan te leren en oude beschermingsreacties los te laten.
Onderzoek naar motorische controle laat zien dat de kwaliteit van beweging belangrijker is dan de hoeveelheid. Wie bewust traint, activeert de hersengebieden voor coördinatie en stabiliteit — en legt de basis voor duurzaam herstel.





